donderdag 21 augustus 2014

Dag droom


Het is een soort van tic. Het gaat nergens over. Het zal toch nooit gebeuren. En toch doe ik het. Niet overal. Het is ook niet overal leuk.

Maar hier wel, daar waar we waren. In Drenthe, maar in het voorjaar in Barneveld, deed ik het net zo goed.

Ik ga opzoek naar potentiële boerderijen om in te wonen. Ze hoeven niet eens perse te koop te staan. Ik ben alleen opzoek wat de beste en fijnste plek zou zijn.

Ik hou van de bossen en van het platteland. Het huis mag niet te nieuw ogen en moet groot zijn

Een oude boerderij met een beetje land en dat aan de rand van het bos. Dat is voor mij de perfecte plek. Dat zijn mijn primaire voorwaarden. De secundaire voorwaarden worden daardoor iets ingewikkelder. Het dorp moet op loop/fietsafstand liggen. Het moet wel een levendig dorp zijn. Alleen een supermarkt vind ik niet genoeg. Er moet op zijn minst een kruitvat bij zijn. Een goede basisschool in het dorp, maar ik vind het ook zo zielig als de zonen over een paar jaar een uur moet fietsen om op school te komen.



Het zoeken naar de perfecte plek voltrekt zich altijd middels een vast ritueel. Dit gebeurt enkel en alleen daar waar het platteland opdoemt .Dit keer in Drenthe dus.

Lief bestuurt de auto. Ik zit er naast en speur de omgeving zorgvuldig af. Als ik er een zie roep ik heel enthousiast “DAAR!” Op dat moment schiet zoon1 al in paniek. Hij roept dan altijd: “Dat wil ik niet! Verhuis maar als ik het huis uit ben!” Iedere keer weer en iedere keer moet ik opnieuw uitleggen dat ik aan het dagdromen ben. We gaan heus niet verhuizen.

 Ook dit keer kijk ik mijn ogen uit. “Daar! Een boerderij aan de rand van het bos!” Mijn hart maakt een sprongetje dit komt erg dicht in de buurt van de perfecte plek. Zoon1 moppert zoals dat hoort. Maar dan opeens, als een soort van wonder, hoor ik op de achterbank “ Oké, vooruit. Als ik dan maar mijn eigen stukje weiland krijg." Ik stemde in, uiteraard.

Toen hoorde ik op de achterbank allerlei ideeën over wat hij met dat stukje grond zou kunnen doen. Bij het horen van al die ideeën had ik wat bedenkingen en ik keek hem vragend aan. 

“Mam, laat me nou, ik ben aan het dagdromen....





Ik ben benieuwd., wat is jullie droomlocatie?

dinsdag 12 augustus 2014

Kijk maar

De caravan staat op zijn plek. Deze keer ging het iets gemakkelijker dan de vorige vakantie. We zijn gesetteld.
Zoon2 en 3 begeven zich naar het speeltuintje vlak voor onze caravan. Ik heb op een stoel plaats genomen. Heerlijk nog een weekje naar Drenthe. Ik had het al zo fijn op Puylagorge, nu gewoon nog even een weekje extra. Fijn dat het dit jaar kon.
Vanuit mijn stoel kijk ik naar mijn jongens.
Zoon3 is heerlijk aan het glijden en zoon2 zit in het zand. Ik zie en ik voel dat hij het naar zijn zin heeft. De grote glimlach is het meest zichtbare bewijs daarvan. Hij kletst wat in zichzelf en af en toe komt er een harde kreet die wordt gevolgd door een schaterlach. Als hij niet kletst dan humt hij. Een bepaalde klank die monotoon zijn keeltje uitkomt. Hij heeft een schepje in zijn hand. Hij schept wat zand en laat het vervolgens heel langzaam van zijn schepje afglijden. Als het schepje leeg is, herhaalt hij zijn handeling. Weer de hummm.
Ik geniet intens van zijn kleine geluk. Kon ik maar heel even in zijn koppie kijken om te zien waar hij aan denkt.
 
Maar dan komen er andere kinderen in de zandbak. Ze beginnen druk te graven. Opeens stoppen ze met graven en kijken ze allemaal naar mijn hummende zoon. Hij heeft ze heus ook gezien, maar laat zich niet storen in zijn bezigheid. Hij humt, hij kletst en er komt een harde kreet uit zijn mond. De kinderen schrikken op. Ze ontspannen weer als zoon2 begint te schaterlachen en weer het humm geluidje maakt. Wat fijn dat hij zich niets aantrekt of bewust is van het gestaar. Want dat doen de kinderen nog steeds. Ze staren hem aan. Ik zie zelfs wat mondjes open vallen. Nu beginnen ze te smoezen. Ik voel een steek. Ik merk dat het me raakt. Na de vakantie op onze bijzondere camping was ik dit even vergeten. Het gestaar van mensen bij het zien van mijn zoon.
“Jongetje, hoe heet jij?” hoor ik een nieuwsgierig meisje vragen. Ik zie dat hij een korte blik toewerpt naar het nieuwsgierige meisje. Hij geeft geen antwoord. Dat kan hij niet. Hij vult zijn schepje met zand en gaat weer verder met zijn bezigheid. Hij sluit zich weer af in zijn eigen wereldje. Weer die hummm.
“Jongetje hoe oud ben jij?” Het nieuwsgierige meisje geeft het niet zo maar op. Ze wil er achter komen wat er nu met dit jongetje is. Normaal gesproken zou ik nu er naar toe lopen en het gesprek met het meisje aangaan. Meestal leg ik dan iets uit over zoon2 en over Downsyndroom. Maar ik had er eigenlijk even geen zin in. Ik zou het nog wel even aankijken.
“JONGETJE!!!!!!” Klonk het nu wat harder. Zal ik nu toch maar gaan? Maar dan komt zoon3 van de glijbaan af. “Hij is 8 jaar. HIJ IS 8 JAAR” roept hij net zo hard als het meisje net aan het roepen was. Ik smelt. Mijn zoon van 3 jaar neem het gesprek voor zijn grote broer waar.
De kinderen blijven zoon2 aan staren.
Mijn geluksmomentje is verstoord. Die van zoon2 niet. Ik zie hem nog steeds scheppen en nog steeds hoor ik de hummmmm.
Na een half uurtje lijken de kinderen zoon2 geaccepteerd te hebben. Ze laten hem in zijn waarde en gaan verder met hun eigen bouwsels. Dat is zo mooi van kinderen.
Maar kinderen op een camping komen en gaan. Nieuwe kindjes staren hem weer aan.
Het hoort bij het leven van zoon2. Hij heeft er gelukkig vaak geen erg in. Soms wel als hij wil spelen en daarbij gaat duwen, dan kunnen kinderen nog wel eens fel reageren en dat raakt hem.


Dan moet ik weer denken aan de opmerking van een vrouw op de camping in Drenthe.
“Ik wordt zo blij van dat jongetje, jammer dat je ze nog zo weinig ziet.”
Ik was totaal overdonderd door deze opmerking.
Maar hoe ondoordacht, dom en onbeschaamd deze opmerking ook was, ze heeft wel een punt. Door de vele echo's en nu de nipt-test, zullen er heel veel kindjes met Down syndroom niet geboren worden. Ook dat raakt mij.
En dan denk ik: laat ze maar staren. Laat ze maar vooral heel lang staren, want over een tijdje zullen er nog maar heel weinig kindjes zijn die “anders zijn” en ik zal keer op keer aan de gapende kinderen uitleggen hoe gewoon hij is en hoe bijzonder dat is.

vrijdag 1 augustus 2014

Dringende oproep aan alle opgeruimde moeders!!



Hoe doen jullie dat toch? Hoe komt het toch dat jullie huis altijd zo netjes is?
Onverwacht bezoek? Het maakt jullie niets uit. Voor jullie geen probleem, het huis is toch altijd aan kant. Ik heb advies nodig, wijze raad. Misschien doe ik wel iets verkeerd.
Want hoe anders ziet mijn huis er uit!


Ik heb een leuk huis. We zijn 2,5 jaar geleden verhuisd naar dit mooie en ruime huis. Ik ben erg in mijn nopjes met ons leuke huis. Ik kan ook altijd wel bezig zijn met accessoire dingetjes enzo. Heerlijk vind ik dat.
Maar ik heb één probleem. Ik heb rommeltjes...Ze zijn er overal in huis. Geen grote puinhopen, maar echte rommeltjes
Als er onverwacht bezoek komt, dan slik ik eerst om vervolgens de gast vriendelijk binnen te laten. Wat de gast niet ziet is dat mijn ogen vervolgens pijlsnel door mijn woonkamer en keuken flitsen om te kijken welke rommeltjes ik nog snel even kan weg moffelen. Ik doe dat quasi nonchalant tussen het koffie zetten en de koekjes halen door. Vroeger verontschuldigde ik mij voor de rommel. “Let maar niet op de rommel hoor, ik ben druk geweest.’” Tegenwoordig heb ik met mezelf afgesproken dat ik dat niet meer doe. Dit is mijn huis. Ik heb drie jonge kinderen. Het is zoals het is! Afspraken met mezelf maken lukt aardig, dus zeg ik niets meer als er onverwacht bezoek komt. Maar mijn ogen flitsen nog wel steeds de hele kamer door en nog steeds ruim ik snel hier en daar wat op tussen de koffie en de koeken door.


Ik moet er heel eerlijk in zijn dat ik niet alleen de schuld aan de zonen  kan geven. Hoewel zij natuurlijk wel een aandeel in de rommeltjes hebben. Lief en ik maken ook rommeltjes. Het zijn meestal rommeltjes die in een tussenstadium verkeren. Gaan ze weg of gaan ze naar hun definitieve verblijfplaats toe.
De rommeltje liggen op vaste plekken in de huiskamer. Dat zijn de rommeltjes van lief en mij.  De rommeltjes die niet op de gebruikelijke plekken liggen, zijn van de zonen.
Natuurlijk roep ik dat ze hun rommel moeten opruimen. Natuurlijk ondersteun ik ze daarin. Maar er zijn genoeg momenten dat ik er niet snel genoeg bij ben. Dan ligt daar weer wat en daar weer wat. Dan roep ik wel weer, maar de zonen lijden zo nu en dan aan oost indisch doof zijn….en is er meer voor nodig om de opruimmodus aan te zetten.
De gestructureerde rommeltjes wachten dus nog op hun eindbestemming. Het zijn rommeltjes waar ik nog iets mee moet.  Een draadloze koptelefoon (impuls aankoop) die toch niet blijkt te doen wat ik graag zou willen. Die moet terug naar de winkel. Staat nu op het hoekje van het aanrecht te wachten om terug naar de winkel te gaan. Op diezelfde aanrecht, haal ik de schooltassen leeg van de zonen. Daar komt een hoop papierwerk uit. soms ben ik radicaal en gaan die papieren regelrecht de papierbak in. Er zitten ook knutselwerkjes bij. Die hang ik meestal aan het prikbord, maar na een tijdje haal ik ze er af. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om die direct de prullenbak in te gooien. Die leg ik dan nog even op het hoekje van het aanrechtblad.
 
Het dressoir is ook zo’n vaste rommeltjes-plek. De post en zaken die op briefjes staan die ik nog moet afhandelen leg ik daar neer. Als ik ze uit het zicht leg, vergeet ik de rommeltjes en maak ik mijn zaken niet af. Dus dat kan ook niet.
Er zijn wel momenten dat mijn huis aan kant is. Bijvoorbeeld als ik weet dat er bezoek komt.  Oh wat kan ik genieten van dat aanzicht. waarschijnlijk omdat ik weet dat het er na een uurtje weer anders uit ziet.
Zucht... Dus opgeruimde moeders. Ik heb jullie advies nodig, heel dringend.
Maar leg dat advies maar op mijn dressoir neer anders vergeet ik het bestaan ervan….